Het is weer herfst. De dagen worden korter, de bladeren vallen van de bomen, de wintertijd gaat weer in. En: binnenkort is het weer tijd voor een feest met een wat betoverende bijklank. 31 oktober is het weer tijd voor Halloween. De ultieme markering van het einde van de zomer en het begin van de winter, geïllustreerd door een lichtgevende pompoen tegen een decor van ijzige duisternis. In die sfeer bedachten de Kelten ooit dit feest, waarna in de 16e eeuw de Schotten ‘’All Hallows’Even’’ (de avond voor Allerheiligen) omdoopten tot Halloween. En de rest is geschiedenis.
Vandaag de dag is Halloween een feest waar kinderen, verkleed en al, hele buurten angst inboezem en gestaag de deuren afgaand de bewoners vragen om snoepjes, ‘’opdat men niet betoverd wordt’’. Maar kunnen mensen werkelijk toveren? Heeft de alchemie van de mystiek verleden een weerklank van waarheid in de medisch-wetenschappelijke realiteit van vandaag? We leggen bij Kindermedicijn graag verrassende links in een onverwachte hoek, dus waarom geen link leggen tussen deze betoverende alchemie en de chemische werkelijkheid van geneeskunde? Kortom: een goede aanleiding voor een artikel, en een onderdompeling in een heksenketel van informatie.
Wie een toverdrank gaat brouwen doet er goed aan te beginnen bij het begin: de ingrediënten. Met wat voor ingrediënt heb ik in de eerste plaats te maken? En de brug naar de geneeskunde passerend: wat is een geneesmiddel nou eigenlijk? Chemisch gezien is deze vraag vrij makkelijk te beantwoorden: een chemische stof die in het lichaam aangrijpt ‘’op een target’’ en vervolgens een effect uitoefent. Hoe dit precies in zijn werk gaat bespraken we al eerder in ons artikel over bijwerkingen. Met deze stoffen kan men ‘’toveren’’ op chemische wijze, met als beoogd effect om ziekten te genezen, te voorkomen of om de gevolgen en symptomen van ziekten te verminderen of te verlichten. De effecten zijn eigenlijk wonderbaarlijk, en hebben in die zin inderdaad veel weg van het toveren met een toverdrank. En daarmee is het in feite ook begonnen! Het maken van ‘’toverdrankjes’’ werd volgens de legende toegewezen aan magiërs, druïden en heksen. Ook reisden eeuwen geleden rondtrekkende kwakzalvers de markten af om hun niet werkende (of in het slechtste geval dodelijke!) toverdrank te verkopen. Maar mensen merkten ook dat sommige ‘’brouwsels’’ wél effectief bleken, en ontdekten daarnaast de geneeskracht van sommige planten. Later ging men stoffen uit deze planten isoleren, en weer later ging men deze synthetiseren. Een voorbeeld hiervan is de Franse lelie, een plant die gunstig werkt bij diabetes. Het huidige eerste-keuze middel metformine is hierop gebaseerd. Ook het menselijk lichaam is lange tijd een raadselachtige brouwketel geweest. Maar naast een ‘’raadselachtige’’ chemische brouwketel was het menselijk lichaam ook vooral een ‘’black box’’, en daarmee een doelwit voor ‘’zwarte magie’’. Maar ook over het lichaam hebben we ons heel wat afgevraagd. En het is belangrijk dat mensen vragen blijven stellen. Wat is er aan de hand, en wat is de plaats van het geneesmiddel? Kort gezegd: waar zijn we mee bezig?
In het kader van dit artikel is er voor deze vraag één logisch uitgangspunt: de grote diversiteit aan aandoeningen. Immers: zoveel aandoeningen, zoveel benaderingen. Zoveel behandelingen, zoveel oorzaken. Laten we eens beginnen bij dat laatste. Er zijn aandoeningen die één enkele oorzaak hebben. Dit kan een verworven oorzaak zijn (zoals: een virus, bacterie of een vergiftiging) of een afwijking in één specifiek gen (een ‘’monogenetische aandoening’’). Een voorbeeld van een monogenetische aandoening is taaislijmziekte (cystische fibrose). Bij een monogenetische aandoening kan de geërfde variatie dominant of recessief zijn, waarbij een recessieve variatie inhoudt dat je de ziekte alléén krijgt als je van beide ouders het gen hebt geërfd. Veel bekende algemeen voorkomende aandoeningen zijn echter helemaal niet monogenetisch maar ‘’polygenetisch’’. Er is sprake van een ingewikkeld samenspel van verschillende betrokken genen met elkaar. Het complexe genetische ‘’recept’’ dat je hebt meegekregen van je beide ouders, telt op tot een bepaalde uitgangssituatie. Deze optelsom wordt een ‘’polygenetische risicoscore’’ genoemd en kan inhouden dat het uitgangsrisico gemiddeld, verhoogd of verlaagd is. Dit veld is nog volop in ontwikkeling, en het zegt nog niet of de persoon de aandoening daadwerkelijk zal ontwikkelen. Veel aandoeningen zijn namelijk niet alleen polygenetisch maar ook nog eens ‘’multifactorieel’’. Er is in meer of mindere mate sprake van een interactie met leefstijlfactoren. Een combinatie van ‘’nature’’ en ‘’nurture’’ dus, en een bekend voorbeeld van een dergelijke aandoening is diabetes type 2. En dan zijn er naast deze genetische- en leefstijlfactoren ook nog minder ‘’tastbare’’ factoren, maar waarvan we wél weten dát ze bestaan. Denk aan het placebo-effect. Door het placebo-effect kan zelfs een glas limonade nog een geneeskrachtig effect hebben als je dit verkoopt als een toverdrank! De conclusie is duidelijk: gezondheid is in zijn geheel multifactorieel. En dat maakt gezondheid tot iets enorm complex. Maar complex is nog niet hetzelfde als onbegrijpelijke tovenarij.
Vandaag de dag is er niet enkel een grote variatie aan aandoeningen, maar ook een groot arsenaal aan geneesmiddelen. De brouwketel van het menselijk lichaam is meer opgehelderd dan ooit. Maar is de manier waarop we ‘’toveren’’ optimaal? Allereerst zitten er nog grenzen aan wat we kunnen. Een genetische afwijking is niet ‘’weg te toveren’’, en daarmee is een monogenetische aandoening als taaislijmziekte vooralsnog niet te genezen. Medicijngebruik is in zo’n situatie bedoeld om de gevolgen zoveel mogelijk te verlichten en daarmee compleet logisch. Maar bij polygenetische en chronische aandoeningen ligt dit anders, en hierover hoor je verschillende visies. Maar één ding lijkt duidelijk: wanneer bij dit soort aandoeningen te makkelijk gekozen wordt voor symptoombestrijding, bestaat het gevaar dat de aandoening enkel onderdrukt wordt. De patiënt voelt zich beter, maar ondertussen verbetert de aandoening niet, óf wordt deze ongemerkt erger.
Bij veel chronische aandoeningen is er een leefstijlcomponent, waar vaak veel winst te behalen valt. Niet in de laatste plaats omdat het de patiënt minder machteloos maakt, en een stukje zelfmedelijden en passiviteit kan verminderen. Je hoeft je niet te verkleden om door een leefstijlverandering wellicht toch spectaculair van gedaante te veranderen! (En dan geen angstaanjagende gedaante.) Al is er natuurlijk keuzevrijheid. En aan de andere kant: als ondanks de leefstijlaanpassing de aandoening onvoldoende onder controle is, is medicamenteuze behandeling op zijn plaats, om complicaties op de lange termijn te voorkomen. Ook kan symptoombestrijding erg fijn zijn als de symptomen iemands dagelijks leven ontregelen. Denk aan migraine en astma. Het leven van deze patiënten wordt een stuk draaglijker door chemische medicatie. En dat terwijl je soms hoort dat medicatie onwenselijk is omdat deze ‘’chemisch’’ is. Maar feitelijk is iedere stof chemisch, én zoals al gezegd: de mens is een wandelend chemisch brouwsel. De ‘’biochemie’’ van het menselijk lichaam zorgt ervoor dat wonden genezen en dat je kan herstellen van griep. Maar soms gaat er toch iets mis. Dit brengt ons bij weer een andere manier van medicamenteus ingrijpen: sommige middelen kunnen de voortgang van een aandoening verminderen. Goed voorbeeld is reumatoïde artritis, waarbij medicatie het ‘’vergroeien’’ van de gewrichten spectaculair kan vertragen. En daardoor kunnen mensen blijven lopen (een goede idee, in het kader van leefstijl!). Hierbij ligt het interessantste pad om te bewandelen op de grens van duisternis en licht: het grijze gebied. Idealiter gaat men met medicatie niet zo gemakkelijk om als met snoepjes tijdens Halloween, maar wordt deze op de juiste momenten ingezet op een slimme manier. Een compleet nieuwe invulling van het begrip ‘’gezond verstand’’.
Zolang je hoofd niet is uitgehold als een pompoen voor Halloween, is er voor dat gezond verstand nog volop hoop. En als je het artikel tot hier hebt gelezen is er wat dat betreft een goede stap gezet. We zijn ondergedompeld in de ketel van bruikbare informatie, om de kans om ten onder te gaan weer een stukje te verkleinen. Want wie van ‘’toveren’’ naar ‘’begrijpen’’ gaat, weet wat hij doet en kan met vertrouwen gaan werken aan welk brouwsel dan ook. Dit is precies de gedachte van Kindermedicijn, en de reden dat we ons richten op begrijpelijke informatieoverdracht. En ook voor artsen is dit soort kennis bruikbaar, zonder hierbij voor te willen schrijven wat men precies moet voorschrijven. Iedere situatie blijft uniek, net zoals het feest Halloween. Dus laten we in het kader van Halloween medicatie noch aanbidden, noch demoniseren als de duivel. Dus verkleed op pad of niet, de juiste middenweg leidt naar het beste resultaat. De toverdrank is een intelligent mengsel geworden.